GESCHIEDENIS VAN DE DORDOGNE
Lang, heel lang geleden... hedendaagse bezoekers kunnen de sporen
volgen van vervlogen culturen, van mensen in de Périgord in
een ver en rijk verleden. Het begint met stukken steen, tekeningen,
afbeeldingen in kleur op de hobbelige wanden van donkere grotten die
door toortsen worden opgelicht. Uit een recenter verleden zijn er
versterkte kastelen en bastides, die getuigen van conflicten en hongersnood,
maar ook van vrede en voorspoed.
Kunst en culturen van de prehistorie
De Périgord dankt zijn faam aan de rijkdom en verscheidenheid
van ondergrondse bezienswaardigheden. Wie gewend is aan de tijdsschaal
van de christelijke geschiedenis, raakt hier totaal ontheemd: in een
overvloed aan grotten zijn, zij aan zij, het geduldige werk van de
natuur, meetbaar in miljoenen jaren, en het werk van onze verre voorvaderen
van 'slechts' enkele tienduizenden jaren geleden te bewonderen...
DE EVOLUTIE VAN DE MENS
Het quartair, waarin wij nog steeds leven, begon zo'n 1,8 miljoen
jaar geleden. Het wordt gekenmerkt door een grote klimatologische
instabiliteit, waarbij ijstijden worden afgewisseld met mildere periodes,
door de verschijning van moderne fauna en vooral door de ontwikkeling
van de mens, vanaf het eind van het tertiair.
De eerste mensen
De voorlopers van de mensen leefden zeven miljoen jaar geleden in
Oost-Afrika, in de streek van de grote meren, het meer van Tsjaad
en het dal van de Riff. Het menselijke ras ontstond zo'n 2,5 miljoen
jaar geleden in dezelfde streek en in zuidelijk Afrika, met de homo
rudolfensis en de homo habilis. Die laatsten waren de eerste gebruikers
van stenen werktuigen en luidden het paleolithicum in, de oude steentijd.
De mens in Europa
Steeds meer specialisten zijn het erover eens dat het Europese continent
meermaals 'gekoloniseerd' werd: de oudste sporen gaan terug tot 1,8
miljoen jaar geleden. Ze werden ontdekt in Dmanissi in Georgië.
Daarna volgden sporen in Spanje, in Atapuerca en Gran Dolina, van
zo'n 780.000 jaar geleden. Volgens sommige historici bestaan er nog
oudere vindplaatsen, van 2 miljoen jaar oud, in het Massif Central
en in Sept-Fonds in de Périgord, terwijl anderen beweren dat
de zogenaamde gereedschappen die hier werden gevonden, slechts geofacten
zijn: stenen die door bevriezing of bliksem gebarsten zijn. De mensen
van de laatste bevolkingsgolf, rond 500.000 jaargeleden, beheersten
het vuur (sporen in Bretagne en in de Var) en slepen vuistbijlen.
Deze bevolkingsgroep ontwikkelde zich ter plaatse, verder tot de neanderthaler,
ongeveer 200.000 tot 250.000 jaar geleden, terwijl de Périgord
en de Quercy zo'n 470.000 jaar geleden blijkbaar werden bevolkt door
de homo ergaster (La Micoque).
De neanderthaler
Deze mensen, die periodes van sterke afkoeling moesten verduren, begroeven
hun doden (vindplaatsen in de Périgord La Ferrassie, Le Moustier
en Regour-dou), verzamelden fossielen en mooie stenen en waagden zich
aan zeer ruwe kunstwerken, zoals de bekertjes van La Ferrassie. Het
gereedschap was duidelijk verfïjnder, hetgeen erop duidt dat
deze mensen niet de brute wezens waren die sommige mensen ervan maken!
De moderne mens
De anatomisch moderne mens, de homo sapiens sapiens, leefde vanaf
ongeveer 200.000 jaar geleden in
Nord-Afrika en het Nabije Oosten. Er zijn twee ondersoorten bekend:
de homo sapiens idaltu, die 160.000 jaar geleden in Ethiopië
leefde en de homo sapiens sapiens, de cro-magnonmens, waarvan wij
afstammen. Deze laatste arriveerde rond 43.000 jaar geleden in Europa,
getuige de resten die werden gevonden in de Balkan. Rond 35.000 jaar
geleden leefde hij ook in de Périgord (eerste resten gevonden
op de locatie Cro-Magnon, in Les Eyzies, in 1868). Er wordt verondersteld
dat ze vredig samenleefden met de neanderthalers, die geleidelijk
werden teruggedreven naar het noorden van Frankrijk (resten gevonden
in Arcy-sur-Cure, in Bourgondië) en het zuiden van Spanje tot
voorbij de rivier Tage (vindplaats Zafarrayah). De neanderthalers
stierven zo'n 30.000 jaar geleden uit, misschien door het klimaat
of een geringe vruchtbaarheid. In het mesolithicum (periode tussen
het paleolithicum en het neolithicum, 10.000 tot 6000 jaar geleden)
veranderde het klimaat en werd vergelijkbaar met ons huidige klimaat.
Later, ongeveer 6000 jaar geleden, kwam er een nieuwe bevolkingsgolf
uit het Nabije Oosten: de herders en landbouwers uit het neolithicum,
die geleidelijk de plaats innamen van de laatste jagersverzamelaars
(zie enkele voorwerpen in het Musée du Périgord in Périgueux).
Er ontstonden samenlevingen, mensen vestigden zich permanent, stelden
hiërarchische structuren in, trokken ter plaatse menhirs en dolmens
op. Rond 3000 begint het metalen tijdperk, het begin van onze geschiedenis...
Waarom Périgord?
Waarom vestigden de mensen uit het Midden-Oosten en Afrika zich op
de oevers van de rivieren in Zuidwest-Frankrijk? Niet vanwege het
klimaat, maar omdat het water dat in de rotsen was doorgedrongen door
de bevriezing tal van breuken en holen had gevormd. De grotten vormden
een schuilplaats bij slechte weersomstandigheden en de rotsen accumuleerden
de warmte van de zon, waardoor het er ook 's nacht warm genoeg was.
De mensen hebben nooit in de grotten zelf gewoond, omdat deze te koud,
vochtig en donker waren, maar altijd aan de ingangen. Het was meestal
ook tijdelijk, het waren geen holenmensen die zich er permanent vestigden.
De eerste mensen in de Périgord leefden van bessen en fruit
uit de dichte bossen en jaagden op wild en herkauwers op de aanslibbingsvlakten
en weiden. Hun water haalden ze uit de rivieren.
CULTUUR VAN DE PREHISTORISCHE MENS
De neanderthalers en cro-magnonmensen hebben letterlijk 'van beesten
geleefd', met name van rendieren die hier in grote kuddes leefden
in de periode dat de temperatuur schommelde tussen gematigd en koud.
De cyclische variatie leidde tot een verandering van de ecosystemen.
In de Périgord volgden tijdens het quartair in de steppe, taiga
en toendra de mammoeten, neushoorns, oerossen, reuzenherten en rendieren
elkaar op. Het gereedschap om de prooien te vangen werd steeds verder
ontwikkeld, evenals de technieken om steen, botten, huid en vegetale
materialen
te bewerken. De evolutie werd gestimuleerd door de beperkte beschikbaarheid
van basismateriaal, want goede silex was zeldzaam (een van de beste
vindplaatsen ligt bij Bergerac). Er werden reeds kleinere schilfers
silex gebruikt die steeds fijner werden afgewerkt. De vervaardiging
van werktuigen was een cultuur die de menselijke ontwikkeling stimuleerde
en waarin bepaalde fases, zogenaamde 'culturen' of 'industrieën'
zichtbaar zijn die kunnen worden onderscheiden dankzij talloze vondsten
uit de prehistorie: silex vuistbijlen, benen gereedschap en grotschilderingen,
gravures en sculpturen.
Vroegste tijd
Het paleolithicum wordt onderverdeeld in een vroegste, vroege, midden
en late periode.
Vroegste paleolithicum - Deze periode
komt overeen met de eerste periode van de menselijke evolutie, 4 tot
1,5 miljoen jaar geleden, en speelt zich voornamelijk af in Afrika.
Onze voorlopers gebruiken vooral eenvoudige stenen die ze slechts
grof bewerken (pebble tool culture).
Vroegpaleolithicum - Deze periode,
van 1,7 miljoen tot 500.000 jaar geleden, wordt gekenmerkt door het
acheuléen, met een vervaardiging van vuistbijlen, en het tayacien,
met een gebruik van scherven, en geen vuistbijlen (vindplaats La Micoque).
Geleidelijk namen de vuistbijlen uiteenlopende vormen aan in het micoquien,
een lokale vorm van het acheuléen, naar de naam van de vindplaats
waar de eerste ontdekkingen werden gedaan.
Middenpaleolithicum - Dit tijdperk,
van 500.000 tot 40.000 jaar geleden, wordt gekenmerkt door de opkomst
van de complexe haktechniek van Levallois, waarmee evenwichtige werktuigen
werden verkregen. Deze periode heeft de naam moustérien, vanwege
de vindplaats Le Moustier. De werktuigen worden gemaakt van minder
materiaal, schilfers, en de vuistbijlen worden verfijnder. In de Périgord
is deze cultuur teruggevonden op de vindplaatsen van Le Moustier,
La Ferrassie en Regourdou. De techniek werd vooral in praktijk gebracht
door neanderthalers, maar ook door de moderne mens.
Laatpaleolithicum: twee culturen
- Rond 40.000 jaar geleden leefden in de Périgord en Quercy
twee groepen mensen, met verschillende culturen. Aan de ene kant waren
er de neanderthalers met de cultuur van het chatelperronien (vindplaats
La Ferrassie). De typische werktuigen uit het moustérien werden
aangevuld door klingen en 'messen', pijlpunten, benen gereedschap
en de eerste sieraden. De technieken uit het chatelperronien die zijn
teruggevonden in Frankrijk en Noord-Spanje verdwenen met de neanderthaler,
zo'n 30.000 jaar geleden. Aan de andere kant was er de moderne mens,
van de aurignacien-cultuur die vanaf 36.000 jaar geleden in heel Europa
opkwam. De verfijnde gereedschappen omvatten grote klingen, die soms
werden ingesnoerd en benen punten voor werpspiesen (abri Pataud).
De sieraden waren vrij ver ontwikkeld (kralen, hangers), maar overige
kunstvormen bleven In tegenstelling tot andere vindplaatsen (bijvoorbeeld
het zuidwesten van Duitsland of de Chauvet-grot in de Ardèche)
erg primitief in deze regio werden gravures op kommetjes, vrouwelijke
symbolen en schematisch weergegeven dieren (abri Blanchard en Castanet
in Castel-Merle, Musée du Périgord in Périgueux,
abri Cellier) gevonden.
Het aurignacien maakte in de Périgord en Quercy zo'n 29.000
jaar geleden plaats voor het gravettien.
Gravettien: sieraden en sculpturen
Het gravettien, dat plaatselijk de périgordien supérieur
genoemd wordt, verspreidde zich gelijkmatig over heel Europa. In de
Périgord duurde deze periode tot 22.000 jaar v. Chr. De belangrijkste
werktuigen zijn de 'pointes a dos' (aan één kant scherp
gemaakt, zodat de andere kant in de hand kon worden gehouden), gesteelde
pijlpunten en stenen beitels met allerlei vormen (abri Pataud, La
Ferrassie, Laugerie-Haute). De kunst ontwikkelde zich (abri Labattut,
Castel-Merle, abri du Poisson), en de eerste grotschilderingen verschijnen
in de grotten van Cougnac en Pech-Merle. Met name de voorstellingen
van vrouwen waren typisch, met een geprononceerde boezem, een vooruitstekende
buik en volle heupen (steatopygie). In het begin van de 20ste eeuw
werden deze vrouwen 'Venussen' genoemd en dacht men dat het om realistische
voorstellingen ging. Vandaag is men eerder geneigd te geloven dat
het om stilistische symbolen ging die de vruchtbaarheid moesten uitdrukken.
Solutréen: bewerking door druktechniek
De naam van het solutréen is afgeleid van Solutré, In
de Saöne-et-Loire. Het is een cultuur die uitsluitend voorkwam
in Frankrijk, Spanje en Portugal, op een moment dat de ijstijd zijn
hoogtepunt kende (21.000 jaar v. Chr.). De steenbewerking werd steeds
verfijnder, dankzij een druktechniek waarbij in plaats van te kappen
stenen werden bewerkt door druk op de steen uit te oefenen, waardoor
fijnere schilfers werden losgemaakt. Typische werktuigen uit deze
periode zijn de naalden met ogen, gekerfde punten en laurierbladvormige
punten, die even licht en verfijnd waren als een laurierblad.
Naast de verfijning vertoont de kunst uit deze cultuurfase een bijzonder
interessante vermenging van naturalisme en archaïsme: de figuren
worden levendiger, maar het geheel blijft massief en erg gestileerd
(steenbok van de abri Pataud en het Bloc du Fourneau du Diable, tentoongesteld
in het Musée national de Préhistoire van Les Eyzies).
Volgens de prehistoricus Jean Clottes dateren de abstracte tekens
in de vorm van accolades, de aviformes, uit deze periode (Cougnac
en Pech-Merle). Op deze plaatsen verscheen ook een nieuw beeldend
thema, dat van de gewonde man, met een lichaam vol striemen. Het solutréen
zette zich voort in de cultuur van het badegoulien, voordat het overging
in het magdalénien, dat er gedeeltelijk door werd beïnvloed.
Magdalénien: beweging, realisme en
perspectieven
Het magdalénien (de naam is afgeleid van La Madeleine), een
cultuurfase die zich vanaf 18.000 v. Chr. over heel Europa verspreidde,
wordt vanwege de sterke toename van kunstvormen en werktuigen onderverdeeld
in drie fases. Het klimaat wordt in deze periode gekenmerkt door een
opwarming, af en toe onderbroken door koudere momenten. Oudmagdalénien
- Deze periode komt overeen met het tijdperk van Lascaux (rond 17.000
jaar v. Chr.). Hoewel de conventies van het solutréen deels
zijn overgenomen (halfgedraaid perspectief van hoorns met driekwart
weergave terwijl het dier in profiel wordt weergegeven), vertoont
deze stijl levendige figuren met een sprekende uitdrukking. Het thema
van de 'jager in nood' is zowel in Lascaux als in Villars terug te
vinden. De eerste tekeningen uit de grot van Font-de-Gaume lijken
ook uit dit tijdperk te komen. Er worden meer benen werktuigen gemaakt,
die plaatselijk verschillen (vorm van de spiesen). De silex werktuigen
krijgen een driehoekige vorm.
Middenmagdalénien -Tussen 16.000
r- 13.000 jaar v. Chr. kende de kunst in de Périgord een hoge
vlucht, getuige de sporen in de abri du Cap Blanc, de abri Reverdit
in Castel-Merle, Bara-Bahau, St-Cirq-du-Bugue, Bernifal, Les Combarelles
In Font-de-Gaume en Rouffignac. Op de laatste vier vindtplaatsen is
eenzelfde teken te zien, in de vorm van een huis (tectiforme). De
figuren worden realistischer afgebeeld en hoorns worden weergegeven
in het juiste perspectief. Tegelijkertijd wordt een groot meesterschap
bereikt in de bewerking van been, geweien en ivoor (Laugerie- Basse)
Laatmagdalénien - In deze periode, van 13.000 tot 10.000 jaar
v. Chr., valt het einde van de ijstijd. Een nieuw werktuig zag het
levenslicht: de harpoen. De kunst evolueerde naar een hyperrealistische
stijl, bijna fotografisch, met name op voorwerpen (La Madeleine, Laugerie-Basse,
zie het Musée national de Préhistoire van Les Eyzies)
en in de grotschilderingen (grot van La Mairie in Teyjat en enkele
figuren in Les Combarelles). Uiteindelijk gaat het magdalénien
over in met mesollthicum. De kunst veranderde van vorm en werd schematischer:
dit is de cultuur van het azilien (zie het 'Musée du Périgord
in Périgueux').
DE PIONIERS VAN HET ONDERZOEK
Sinds de oudheid bestond in het westerse denken de mythe van de 'wilde
mens'. Aan Jacques Boucher de Perthes (1788-1868) komt de eer van
het scheppen van de prehistorie toe, de wetenschap van de mensheid
en zijn omgeving voor de uitvinding van het schrift. Vooral in de
streek van Les Eyzies ontwikkelde de nieuwe wetenschap zich: na het
bodemonderzoek door E. Lartet en H. Christy, aan het einde van de
19de eeuw werden in deze regio talrijke opgravingen uitgevoerd, met
name door de geestelijken A. en J. Bouyssonie, L. Capitan, E. Cartailhac,
de geestelijke Lemozi en Denis Peyrony. Dokter H. Martin (1864-1936)
vond vervolgens de taphonomie uit, de studie van wat er met beenderen
en fossielen gebeurt na hun afzetting. Pas met de ontdekking van de
grot van La Mouthe in 1895, werd het bestaan van de rotsschilderkunst
erkend. De geestelijke Henri Breuil (1877-1961) bracht orde aan In
de chrono-stratigrafische classificaties en droeg ertoe bij dat de
kunst uit het paleolithicum bekend werd.
Moderne ontdekkingen
Nu zoeken prehistorici niet meer naar kunstwerken, maar proberen ze
het leven te reconstrueren. De kleinste aanwijzing wordt vastgelegd
en geanalyseerd. Bij nieuwe opgravingen in de abri Castanet werden
honderden fragmenten van parels van mammoetivoor gevonden. Dankzij
minutieus onderzoek slaagde de Amerikaanse prehistoricus Randall White
erin de vervaardigingsketen te reconstrueren.
Het lukt nu ook om steeds kleinere resten te dateren. Dankzij een
stukje ketting verjongden de skeletten van de abri Cro-Magnon van
aurignaciens tot gravettiens! De specialisten maken ook gebruik van
röntgenapparatuur. Door botten te scannen, kan het interieur
worden bestudeerd zonder ze te beschadigen, om het groeiproces en
ziektes te bestuderen. De verwerking van beelden door Norbert Aujoulat
bij de bestudering van de schilderingen van Lascaux, maakte het mogelijk
de beweging van de kunstenaars na te gaan. We weten welke penselen
ze gebruikten, hoeveel lagen ze aanbrachten, welke kleurnuances ze
gebruikten. De techniek van de schilders uit het magdalénien
lijkt nu net zo complex als die van Michelangelo of Raphaël...
AANLOOP NAAR DE MIDDELEEUWEN
Wat speelde zich af in de periode van de Galliërs tot
het einde van de middeleeuwen? De Périgord en de Quercy zijn
getuigen vande vrede in het Romeinse keizerrijk en van de val, van
de invasies van de barbaren en van het herstel van een macht, feodaal
dit keer, die groei en cultuur bracht.
GALLOROMEINSE TIJD
Voor Christus
In de tijd van de Galliërs wordt het territorium van de Périgord
bezet door de Gallische Petrocorii, en dat van de Quercy door de Caduici.
De hoofdstad van de Petrocorii was Vesona (Périgueux), die
van de Caduici Divona (Cahors).
59-51 - Verovering door de Romeinen.
De Galliërs worden verslagen bij Uxellodunum. Historici situeren
deze plaats in de Quercy, bij Puy d'lssolud.
16 - Keizer Augustus sticht de provincie
Aquitanië.
Na Christus
1ste-3de eeuw - Pax Romana. Drie eeuwen
lang worden er steden gesticht en openbare monumenten opgetrokken.
Op het platteland planten de Romeinen walnoten, kastanjes en kersen
en leggen wijngaarden aan.
235-284 - Invallen door de Alamannen
en Franken. In 276 worden verscheidene steden verwoest. In Vesone
worden met stenen van afgebroken Romeinse gebouwen versterkingen opgetrokken.
KONINKRIJK AQUITANIË, BARONIEËN
VAN DE PÉRIGORD
486-507 - De Frankische koning Clovis
verovert Gallië tot aan de Pyreneeën nadat hij in 507 in
Vouillé, bij Poitiers, de koning van de Visigoten, Alarik ll,
heeft verslagen.
8ste eeuw - De Quercy en de Périgord
worden graafschappen die ressorteren onder het koninkrijk Aquitanië.
Stichting Abbaye de Brantöme.
9de eeuw - De Noormannen verwoesten
Périgueux en het dal van de Isle en de Dordogne. Talloze bewoners
vluchten de grotten in, in navolging van de prehistorische mensen.
10de eeuw - De vier baronieën
van de Périgord ontstaan: Mareuil, Bourdeilles, Beynac en Biron,
evenals de opperleenheerschappen van onder meer Ans, Auberoche en
Gurson. Het graafschap Périgord komt in handen van het huis
Talleyrand. Machtige families heersen over de Quercy: de Gourdons,
de Cardaillacs, de Castelnaus, de Turennes en de Saint-Sulpices.
Omstreeks 950 - Begin van de pelgrimstochten
naar Santiago de Compostella door deze streek.
12de eeuw - Stichting van de abdijen
in de Périgord: Cadouin, Sarlat, Boschaud en Chancelade, en
in de Quercy: Rocamadour, Figeac, Souil-lacen Carennac.
1331 - Stichting van de universiteit
van Cahors
GRANDEUR EN ELLENDE VAN DE MIDDELEEUWEN
11de-13de eeuw - De bevolking groeit
en sticht dorpen rondom kerkjes (sauvetés) en nieuwe steden,
bastides, waaromheen bossen worden gekapt en moerassen worden drooggelegd.
De kerk probeert de godsvrede in te stellen, veertig dagen verplichte
reflectie voorafgaand aan een gewapend conflict. De vrede breidt zich
steeds verder uit en er vinden tal van technische ontwikkelingen plaats.
Begin 13de eeuw - Kruistocht tegen
de albigenzen. Simon van Montfort rukt op in de Quercy en de Périgord.
1229 - Het verdrag van Parijs tussen
Lodewijk IX, koning van Frankrijk, en Raymond VII, graaf van Toulouse,
maakt een einde aan de kruistocht tegen de albigenzen.
14de eeuw - Na de vrede breken er nieuwe
conflicten uit. De oogsten worden kleiner en er heerst hongersnood,
die wordt verergerd door de bloedige strooptochten van overvallers.
Als de pest uitbreekt, blijken de mensen in de Périgord en
de Quercy weinig resistent. In de jaren 1348, 1361, 1384 en 1400-1401
worden ware slachtingen aangebracht.
De lange Frans-Engelse strijd
Frankrijk en Engeland waren bijna acht eeuwen met elkaar in oorlog.
Deze ontstond door een erfkwestie en ontaardde in een geopolitiek
conflict over de heerschappij in West-Europa. Het op land uitgevochten
deel van deze oorlog vond grotendeels in de Périgord en de
Quercy plaats.
1137 - Huwelijk van prins Lodewijk,
zoon van de koning van Frankrijk, met Eleonora, enige dochter van
de hertog van Aquitanië, die als bruidsschat Guyenne, de Périgord,
de Limousin, Poitou, de Angoumois, de Saintonge, Gascogne en het opperleenheerschap
over de Auvergne en het graafschapToulouse meebrengt. Het is geen
geslaagd huwelijk: Lodewijk, die ondertussen Lodewijk VII is geworden,
leidt een monastiek leven, terwijl de koningin een frivool karakter
heeft. Na vijftien jaar laat de van een kruistocht teruggekeerde koning
de echtscheiding uitspreken door het Concilie van Beaugency.
1152 - Een grote vergissing voor de
Franse politiek! Behalve haar vrijheid herwint Eleonora ook haar bruidsschat,
die ze meebrengt in haartweede huwelijk, met Hendrik II Plantagenet,
graaf van Anjou en opperleenheer van Maine.Touraine en Normandië.
Voor de Capetingers is dit een politieke catastrofe: de landgoederen
die onder Hendrik, de toekomstige Engelse koning Hendrik II, en Eleonora
vallen, zijn even uitgestrekt als die van de Franse koning. Hoewel
het hertogdom Aquitanië een vazalstaat van de Franse koning blijft,
is het evenwicht verstoord en de Frans-Engelse strijd die volgt, zal
drie eeuwen duren. De oorlog gaat gepaard met conflicten tussen Eleonora
en haar tweede echtgenoot en tussen de koning en zijn zonen. De wispelturigheid
van de leenheren speelt in de kaart van de latere koningen van Frankrijk.
1190 - Om de spanning te verminderen
staat Filip-Augustus Quercy af aan de Engelsen, behalve de abdijen
van Figeac en Souillac.
1199 - Dood van de zoon van Eleonora,
Richard Leeuwenhart, in Chalus. Er heerst onenigheid over de opvolging
tussen de kleinzoon van Eleonora, Arthur van Bretagne, en diens zoon
Jan zonder Land die zij in 1199 op de troon plaatst.
1204 - Profiterend van de aarzelingen
van Jan zonder Land verovert Filips-Augustus Normandië van de
Engelsen, evenals Poitiers, de hoofdstad van het hertogdom Aquitanië.
Het evenwicht tussen de machten herstelt zich geleidelijk.
1259 - Bij het verdrag van Parijs,
dit keer met Hendrik III, de zoon van Filips-Augustus, staat Lodewijk
de Heilige de Périgord en de Quercy, die voorheen tot het graafschap
Toulouse behoorden, af aan de Engelsen. Dit verdrag moet een einde
maken aan de Frans-Engelse oorlog, zodat de volkeren in vrede kunnen
leven, maar al snel blijkt het ongeldig en hernemen de vijandelijkheden.
1294-1296 - Filips de Schone herovert
vrijwel alle Engelse bezittingen. La Guyenne (Aquitanië) wordt
weer Frans. De haven van Bordeaux raakt geïsoleerd van het rijke
achterland. Om erger te voorkomen schenkt de Franse koning aan Engeland
zijn zus Margaretha, die trouwt met Edward I, en zijn dochter Isabelle
de France die trouwt met diens zoon (Edward II).
1314 - Dood van Filips de Schone. Hij
wordt opgevolgd door Lodewijk X, Filips V en Karei IV. Deze drie vervloekte
koningen hadden geen mannelijke erfgenamen.
1328 - De troon is leeg. De kroon gaat
naar de zoon van de broer van Filips de Schone, de enige mannelijke
erfgenaam van de Capetingers, Filips VI van Valois. De dochter van
Filips de Schone, Isabelle de France, heeft echter een zoon geschonken
aan Edward II. Edward III is eigenlijk de meest legitieme kroonpretendent.
1340 - Edward III van Engeland roept
zichzelf uit tot koning van Frankrijk. Met de steun van de Vlamingen,
Bretons en Normandiërs heeft hij een militaire overmacht en maakt
zich meester van Aquitanië.
1345 - Begin van de Honderdjarige Oorlog
in Aquitanië. Jan de Goede wil Aquitanië heroveren. In 1356
wordt hij in Poitiers verslagen door een zoon van Eduard III, de Zwarte
Prins, en in Londen gevangengezet.
1360 - Het Verdrag van Brétigny
draagt heel Aquitanië over aan de Engelsen.
Dit is het begin van een luisterrijke periode, waarin de wijnbouw
wordt ontwikkeld en de activiteiten op de Dordogne en de Lot toenemen.
De hele oorlog blijven deze twee rivieren van groot strategisch belang.
Op de oevers verschijnen kastelen.
1369 - Najaren van plunderingen door
de ruters, soldaten die tijdens de vrede werkloos waren, werden de
Quercy en de Périgord heroverd door de Franse koning Karel
V. De I 'connétable' Bertrand du Guesclin speelt een rol bij
de bevrijding van de Périgord. In de daaropvolgende periode
sluiten de heren van het noordelijk deel van de Périgord zich
aan bij de koning van Frankrijk, terwijl de heren van het zuidelijk
deel trouw zijn aan de Engelsen. Uit eigenbelang lopen velen geregeld
over naar de tegenpartij. De meeste steden van de Quercy blijven trouw
aan de koning van Frankrijk. Cahors, bevrijdt zichzelf en wordt nooit
meer heroverd door de Engelsen.
1399 - Annexatie van de Périgord
door Karel VI.
1440-1500 - De Quercy is zo ontvolkt
geraakt dat duizenden mensen uit de Auvergne en inwoners van Rouergue
(Aveyron) de streek moeten komen bevolken.
1429-1439 - Groepen ruters verwoesten
de streek.
1453 - Slag van Castillon. Einde van
de Honderdjarige Oorlog.
Godsdienstoorlogen
Zoals in het hele koninkrijk sloegen de ideeën van de Reformatie
het eerst aan rij de intelligentsia, later in steden en op het platteland.
De onenigheid over de godsdiensten leidde tot een politiek conflict
en burgeroorlog.
1540 - Een eerste protestantse haard
ontwikkelt zich in Ste-Foy-la-Grande. Vier jaar later bereikt de Reformatie
Bergerac. Het protestantisme wordt dan een zaak van de groten. Het
wordt in de Périgord gesteund door de prinsen van Bourbon-Albret
(waaronder Jeanne d'Albret, de moeder van Hendrik IV) en de Caumont-Laforces,
en in de Quercy door Jeanne de Genouillac, de Gourdons en de Cardaillacs.
Bergerac en Ste-Foy-la-Grande worden bolwerken van de Hervorming,
terwijl Périgueux en Cahors de Liga (katholieken) steunen.
1562 - Bloedbad onder protestanten
in Cahors.
1569 - Bloedbad in La Chapelle-Faucher:
de hugenotenadmiraal Gaspard de Coligny, schoonvader van Willem van
Oranje, laat 300 boeren opsluiten in het kasteel en steekt het in
brand als wraak voor de aanvallen op het protestantse leger. Brantôme
hekelt de burgeroorlog en broedermoorden.
1572 - Bartholomeusnacht, waarbij Clermont
de Piles, de aanvoerder van de hugenoten in de Périgord, de
dood vindt. De krijgsman Geoffroi de Vivans neemt de leiding over
de protestantse legers en trekt een spoor van bloed en vuur door de
streek om zich meester te maken van de steden die de Liga trouw zijn.
1575 - De troepen van Geoffroi de Vivans
vallen op een carnavalsavond Sarlat binnen en bezetten de stad
1577 - Vrede van Bergerac die het Edict
van Nantes aankondigt.
1580 - Hendrik IV (Hendrik van Navarra)
verovert Cahors.
1588 - Geoffroi de Vivans neemt de
bastide Domme in.
1589 - Hendrik IV bestijgt de troon.
In 1593 bekeert hij zich tot het katholicisme. Het jaar daarop wordt
hij gekroond. Onder hem wordt de Périgord deel van het koninkrijk.
1598 - Edict van Nantes. Het protestantisme
wordt geconsolideerd: de protestanten krijgen godsdienstvrijheid en
een aantal vrijplaatsen.
1685 - Herroeping van het Edict van
Nantes door Lodewijk XIV. Veel protestanten uit de Périgord
vluchten uit Frankrijk.
De opstanden
De Périgord en de Quercy leden onder hongersnood en oorlog.
Twee eeuwen lang vonden op het platteland van tijd tot tijd boerenopstanden
plaats.
1594-1595 - Eerste opstand van de croquants:
deze boeren kwamen in opstand omdat godsdienstoorlogen en hongersnood
de streek hadden uitgeput. Ze komen bijeen om een bezwaarschrift op
te stellen dat wordt overhandigd aan de koning, verenigen zich in
een militaire structuur, weigeren te werken voor leenheren en organiseren
strafexpedities tegen hen. De adel reageert met een leger onder bevel
van seneschalk Bourdeilles. Tijdens een gevecht in St-Crépin-d'Auberoche
in 1595 en een volgend In Condat-sur-Vézère worden de
boeren verslagen. Armer dan ooit keren ze terug naar hun dorpen.
1637 - Nieuwe opstand van de croquants
tegen het bewind van Lodwelijk XIII en Richelieu. Ze leven nog steeds
in miserabele omstandigheden, de belastingen worden steeds hoger en
een extra graanheffing voor de bevoorrading van het leger doet de
opstand losbarsten. De 'gabeleurs' die de belastingen innen, worden
vermoord. Een edelman, La Mothe La Forêt, neemt de leiding over
het boerenleger en probeert op 1 mei Périgueux te belegeren.
Op 11 mei wordt Bergerac ingenomen. Het richting Bordeaux trekkende
leger wordt tot stand gebracht voor de poorten van Ste-Foy-la-Grande.
De landvoogd van Guyenne brengt een leger op de been dat de boeren
in La Sauvetat in de pan hakt. La Mothe La Forêt verkrijgt een
eerbare overgave en ontbindt zijn troepen. In de daaropvolgende maanden
verspreiden de rebellen zich over het platteland. Troepen met oude
'soldaten' uit het boerenleger slagen erin de koninklijke troepen
terug te dringen. In 1642 breekt de koninklijke macht de weerstand
van de rebellen. 1707 - Boerenopstand van Tard-Avisés die uitbreekt
in de Périgord en de Quercy, maar al snel in de kiem wordt
gesmoord door het leger van de landvoogd van Guyenne.
18de eeuw tot nu
Met de eeuw van de verlichting begint de moderne tijd. Frankrijk wordt
ingedeeld in departementen, de trein vervangt de binnenvaart, de druifluis
tast de wijngaarden aan, de prehistorie wordt ontdekt, er komen autowegen
en het toerisme komt op. De regio maakt zich los uit zijn isolement.
1743-1757 - Intendant Tourny maakt
een aantal stedenbouwkundige ontwerpen in Zuidwest-Frankijk. De Allées
de Tourny in Périgueux dragen zijn naam. Door nieuwe wegen
worden reistijden vijf keer zo kort als in de middeleeuwen.
1789 - Vergadering Staten-Generaal,
grondwetgevende vergadering, bestorming Bastille en afschaffing van
de privileges. Nog één revolte van de boeren, op het
platteland gaat de Revolutie gepaard met opstanden.
1790 - Instelling van de departementen
Dordogne en Lot. Cahors wordt de prefectuur in plaats van Montauban,
de historische hoofdstad van de Quercy. De smaad wordt gezuiverd door
Napoleon die rond Montauban in 1808 het département Tarn-et-Garonne
opricht.
1812-1814 - De Périgord is een
bolwerk van Napoleon-aanhangers. Enkele van zijn generaals en maarschalken
komen uit die streek, zoals Murat, Fournier-Sarlovèze en Dausmesnil.
1838 - In Cahors wordt Léon
Gambetta geboren.
Jaren 1860 - Komst van de trein.
1868 - De wijnluis verwoest de wijngaarden
van Cahors en Bergerac. Veel wijnboeren trekken weg.
Begin 20ste eeuw - Aanpassing van de Lot en de Dordogne. Het aantal
overstromingen neemt af en de circulatie van transportschepen neemt
toe, hetgeen de ontwikkeling van markten bevordert.
1926 - Door concurrentie van de trein
worden Lot en Dordogne geschrapt uit de Nomenclature des voies navigables
de France. De binnenvaart verdwijnt.
Interbellum - Economische immigratiegolf van Nederlanders, aangemoedigd
door de Franse en Nederlandse regeringen. De meeste immigranten vinden
werk in de landbouw.
1939 - Veel Straatsburgers die door
het Franse leger zijn geëvacueerd, vestigen zich in Périgueux.
Ze dragen hun techniek voor de bereiding van foie gras over.
1940 - Vier jongelui ontdekken de grot
van Lascaux.
1940-1944 - Vanwege het rurale karakter
en het ontbreken van verkeersassen, blijven de Périgord en
de Quercy grotendeels gespaard van de gevechten. Na de nederlaag bevindt
de streek zich ten zuiden van de demarcatielijn, met uitzondering
van enkele steden in het uiterste westen van de Dordogne. Het verzet
is zeer actief vanaf het verdwijnen van de demarcatielijn in 1942
en de instelling van de tewerkstelling. Steeds meer boeren voeden
en verbergen de partizanen. De oude verzetshaarden Double en Landais,
Ségala en de causses worden het domein van het verzet. Omdat
ze het verzet niet kunnen breken, trachten de bezetters angst in te
boezemen door de bewoners van de steden, vooral Figeac, hard aan te
pakken.
Juni 1944 - De opmars van de pantserdivisie
Das Reich naar Normandie wordt gehinderd door het plaatselijke verzet,
waarna represailles volgen. In onder andere Montpezat-de-Quercy, St-Céré,
Bagnac-sur-Célé, Cardaillac, Caylus, Cieurac, Figeac
en Fanlac vinden executies plaats en oorlogsmisdaden die nog sterk
in de lokale collectieve herinnering leven. Sarlat ontvangt voor acties
in 1947 het oorlogskruis.
November 1953 - De Union de défense
des commerçants et artisans (UDCA) behaalt de meerderheid in
de Chambre de commerce van Cahors. Deze organisatie, opgericht door
Pierre Poujade, een winkelier uit Saint-Céré, groeit
uit tot het 'poujadisme', een populistische en reactionaire politieke
beweging.
1960 - Oprichting van de regio's: de
Corrèze wordt ingedeeld bij de Limousin, de Dordogne bij Aquitanië
en de Lot bij de regio Midi-Pyrénées.
1963 - Sluiting grot van Lascaux.
1979 - De grotschilderingen in het
dal van de Vézère worden Unesco-werelderfgoed.
1983 - Opening van Lascaux II voor
het publiek.
1998 - De kathedraal van Périgueux
en de wegen naar Santiago de Compostela worden Unesco-werelderfgoed.
2003 - Voltooiing van de A 20 tussen
Limoges en Toulouse, om Cahors heen.
2008 - De A 89 tussen Clermont-Ferrand
en Bordeaux is af.
Bastides
Deze nieuwe, min of meer versterkte steden, in het Occitaans bastidas,
werden voor het eerst in de 13de eeuw gebouwd. In de loop van de 14de
eeuw werden ze nog verder versterkt.
ONTSTAAN
De belangrijkste stichters van bastides waren Alphonse de Poitiers
(1249-1271), graaf van Toulouse en broer van Lode-wijk de Heilige,
en vanaf 1272 de seneschalken van Filips de Stoute, Filips de Schone
en koning Eduard I van Engeland, die ook hertog van Aquitanië
was.
ONTWIKKELING
Met de bouw van de bastides werd voldaan aan economische, militaire
en politieke behoeften. De stichters lokten de bevolking naar hun
land met privileges, zoals bescherming, vrijstelling van militaire
dienst en het recht van overerving, voor de prijs van een perceel
om op te bouwen en een perceel om op te verbouwen. Bastides werden
beheerd door een baljuw, een afgevaardigde van de koning die rechtsprak
en belastingen inde, terwijl de door het volk gekozen vertegenwoordigers
de stad bestuurden. De voordelen van de bastide op militair en politiek
vlak bleken na de kruistocht tegen de albigenzen, toen de graaf van
Toulouse, Raymond VII, ongeveer veertig bastides bouwde. De vijandelijkheden
tussen de Fransen en de Engelsen confronteerden de streek met een
nieuwe dreiging. Daarom bouwde Alphonse de Poitiers op zekere afstand
van elkaar de bastides Eymet, Castillonnès en Villeréal
langs de Dropt en Villefranche du-Périgord en Ste-Foy-la-Grande.
De koning van Engeland reageerde hierop met de bouw van Beaumont-du-Périgord
(1272), Molières, Lalinde en Monpazier (1285), terwijl Filips
de Stoute in 1281 Domme stichtte.
OPBOUW
Bastides hadden een vierkant of rechthoekig schaakbordpatroon (Ste-Foy-la-Grande,
Monpazier), waar vaak wel van werd afgeweken wegens het terrein en
de nederzetting waaraan behoefte bestond, de bevolkingsaanwas en de
verdedigingsmogelijkheden I (Domme). Soms werden ze ook opgebouwd
rondom een bestaand element, zoals een kasteel of een versterkte kerk
(Beaumont).
De plattegrond van Monpazier is wel het meest karakteristiek: vierkant
met kaarsrechte straten, met haaks daarop stegen (carreyrous). De
open ruimtes van 25 cm tussen de huizen, de andrones, dienden als
afvoergoten of zelfs als latrines en moesten voorkomen dat een eventuele
brand kon uitbreiden. In het centrum lag het plein, omgeven door overdekte
arcaden, de couverts of cornières. Midden op het plein stond
een overdekte houten markthal, de halle. De kerk stond in de buurt
van het plein. De meeste bastides, waarvan de naam vaak verwijst naar
de stichter (Villeréal = stad van de koning), de voorrechten
(Villefranche), de afhankelijkheid van een kasteel (Castelnau), hebben
niet langer hun primitieve, oorspronkelijke opbouw. De best bewaarde
voorbeelden in de Périgord en de Quercy zijn Monpazier, Domme
en Eymet.
NATUUR
KUNST