DE NATUUR IN DE DORDOGNE
De kalkstenen sedimentbodems van de Périgord en de Quercy
vormen de overgang tussen het Massif Central en Aquitanië. Deze
twee streken, gelegen rond de dalen van de Lot en de Dordogne, zijn
vormgegeven door het water. De variërende doorlatendheid van
de bodem leidde tot een grote diversiteit aan natuurlijke, door rivieren
doorgroefde landschappen, die van oudsher door de mens werden bewerkt
voor uiteenlopende landbouwactiviteiten.
Een veelzijdige en vruchtbare streek.
In de harde rotsen werden in de loop dertijd kloven uitgesleten door
beken en rivieren. Op de oevers vestigden zich de eerste Europeanen,
die profiteerden van de grote diversiteit van het landschap. Behalve
door grotten en putten, wordt het hedendaagse landschap van de Périgord
en de Quercy gekenmerkt door eiken, kastanjes, wijngaarden, schapen,
stenen muurtjes en molens...
KLEUREN VAN DE PÉRIGORD
De streek kan worden onderverdeeld in vier kleuren en drasland.
De Périgord Blanc
Tussen Charentes en Aquitanië ligt de typische Ribéracois.
Net als de Champagne-streek is het een heuvelachtig kalkplateau, dat
vanwege de kleur in de 17de eeuw werd omgedoopt tot de Périgord
blanc. Dit landbouwgebied waar veel graan wordt verbouwd, lijkt niet
op de andere delen van de Périgord. Alleen door de talloze
romaanse koepelkerken en ondergrondse holwoningen vertoont dit deel
van de Périgord een visuele overeenkomst met de rest van de
streek.
De centrale Périgord
Rond Périgueux, ten oosten van de Ribéracois, ligt een
andere Périgord blanc, de centrale Périgord. Dit gebied
heeft net als de Ribéracois een kalkbodem, maar verschilt ervan
door de heuvels en de grote dalen van de Isle, de Vern en de Beauronne,
die de monotonie van het landschap doorbreken. De graanvelden worden
afgewisseld door weilanden met vee rondom talloze gehuchtjes. Het
architecturale erfgoed is hier minder rijk. In het oosten lijkt het
gebied op de Quercy, waaraan het in de buurt van Martel grenst. Het
kalksteenplateau rond Hautefort wordt gekenmerkt door een netwerk
van stenen muurtjes.
De Double en de Landais
Ten zuiden van de Ribéracois ligt een streek met talloze meren,
vergelijkbaar met de Sologne of de Dombes. In het tertiair werden
hier door de oceaan, en in latere periodes door rivieren en beken,
achtereenvolgens lagen zandsteen, zand en klei uit het Massif Central
afgezet. De Double en de Landais vormen een groene mozaïek. Bossen
met eiken, kastanjes en zeedennen die onder Napoleon III werden aangeplant
om de bodem weer te bedekken die braak kwam te liggen na de excessieve
ontbossing in de 18de eeuw, beslaan meer dan de helft van het oppervlak.
Net als andere moerasgebieden in Frankrijk werd het gebied gedraineerd
om de verbreiding van malaria tegen te gaan. Alleen de ochtendnevel
herinnert nog aan de tijd dat het water hier regeerde...
De Périgord Noir
De Dordogne en de Vézère hebben diepe, brokkelige kloven
uitgesleten in de rotsen. Voordat in de middeleeuwen op grote schaal
gekapt werd, waren de plateaus bedekt met steen en truffeleiken. De
overgebleven eiken in combinatie met kastanjes bepalen ook nu nog
het gezicht van de donkere Périgord Noir, die zowel indrukwekkend
is vanwege de steile afgronden en de diepe neanders als vanwege het
architecturale erfgoed dat een geheel lijkt te vormen met de rotsen.
Een fel contrast met de droge Quercy en de nogal saaie geografïe
van de Bergeracois! De Périgord Noir is vruchtbaar, productief
en rijk. Dit gebied herbergt de zeer zeldzame oehoe, de indrukwekkende,
met uitsterven bedreigde nachtroofvogel,die op de top van de rotsen
zijn toevlucht vindt.
De Périgord Vert
Limousin vormt voor een deel de grens tussen de Charentes en het Bassin
de Brive: de Périgord vert maakt geologisch gezien deel uit
van de Limousin. Geen kalk dus, maar gneis en leisteen, rotsen die
honderden miljoenen jaren releden in de diepte werden getransformeerd.
Dankzij de neerslag werden ze door erosie omgevormd tot zure bodems,
waarop naaldbomen, kastanjes en heide gedijen. De mooie groentinten
van bossen en door rundvee bevolkte weilanden, inspireerden Jules
Verne tot de benaming 'Périgord vert'. De streek, waarvan Nontron
de hoofdstad is, is geografisch gezien smal, maar omdat de naam tot
de verbeelding spreekt,werd het gebied door toeristische instanties
uitgebreid tot de omgeving van Jumilhac-le-Grand en Payzac.
De Périgord Pourpre
Het zuidelijke deel van de Périgord heeft meer gemeen met Aquitanië
dan met het nabijgelegen Périgord Noir. De verwantschap met
de Bordelais is groot in het dal van de Dordogne, waar op de oevers
wijngaarden zijn aangeplant op de kleikalkbodem. De benaming 'pourpre'
is dan ook afgeleid van de druiven. Dit deel van de Périgord
is sterk verstedelijkt door de grote bevolkingsdichtheid, die werd
veroorzaakt door de enorme vraag naar arbeidskrachten voor de wijnbouw
en tabaksindustrie aan het begin van de 20ste eeuw. De wijn uit dit
gebied is prima en rondom Bergerac wordt nog steeds tabak verbouwd.
BASSIN DE BRIVE
Het bassin de Brive grenst aan het Massif Central, het noorden van
de Périgord en de Quercy. Het landschap is gevormd door een
combinatie van sedimentgesteente, zoals zandsteen, en kalk. Dit zorgde
voor de nodige variatie: het westen is heuvelachtig en wordt geïrrigeerd
door tal van beken en rivieren, waardoor dit gebied geschikt is voor
veeteelt. In het vlakkere oosten liggen weilanden en tabaksvelden
en het zuidoosten is een typisch kalksteenlandschap dat de overgang
vormt naar het sobere noorden van de Quercy.
Geuren en geluiden
De fauna en flora van de causses zijn gevarieerd, maar vrij onopvallend.
In de lente bloeien de orchideeën weliswaar uitbundig (met name
gele bijenorchis, sniporchis en wantsenorchis), maar in de zomer is
het landschap vrij monotoon. Behalve qua geuren: veel planten op de
kalksteenplateaus zijn zeer aromatisch, zoals tijm en marjolein. Her
en der staan bremstruiken en de truffeleik groeit waar mogelijk. Op
zoek naar water strekt deze boom zijn wortels uit naar waterreservoirs
die door de mensen zijn aangelegd, zoals de meren van St-Namphaise,
die hierdoor snel verslechteren. In de lucht rivaliseren de luidruchtige
ortolanen en orpheusgrasmussen met de onopvallende maar niet minder
luidruchtige grielen. Alleen de vele vlinders laten zich in al hun
kleurenpracht zien.
Grotten en putten
Het groene landschap van de Périgord wordt her en der afgewisseld
door dorre causses. In de Quercy nemen deze de vorm aan van een verlaten,
rotsachtig landschap. De dorheid wordt veroorzaakt door de kalkbodem,
die regenwater snel absorbeert. Onder het schrale oppervlakte gaat
echter een grote ondergrondse activiteit schuil.
WATERINSIJPELING
Het koolzuurhoudende regenwater lost het calciumcarbonaat in het kalkgesteente
op. Hierdoor ontstaan kleine, meestal cirkelvormige inzinkingen, zogenaamde
cloups, de plaatselijke term voor dolines, kleine komvormige dalen.
De opgeloste kalkrotsen vormen een vruchtbare bodem die geschikt is
voor het verbouwen van gewassen. Wanneer de cloups in omvang toenemen,
worden het grotere, afgesloten inzinkingen, die sotchs worden genoemd.
De omvang van de spleten in de kalkrotsen is bepalend voor de mate
van erosie en corrosie: dringt regenwater via spleten wat dieper de
grond in, dan ontstaan door uitschuring en oplossing van het rotsgesteente
natuurlijke karstputten of kloven, die edzes of eidges heten in de
Périgord.
ONDERAARDSE RIVIEREN
Het in de grond gesijpelde water heeft in de loop der tijd grote onderaardse
gangen uitgeschuurd, waarna het samenkomt in al dan niet snelstromende
rivieren. De rivieren, die vaak schurende materialen bevatten, verbreden
vervolgens hun bedding en storten als watervallen verder naar beneden.
Wanneer het water langzaam stroomt, ontstaan stroomopwaarts natuurlijke
dammen, zogenaamde gours, die zijn opgebouwd uit kalkafzettingen.
Soms lost de kalk-korst boven het ondergrondse water verder op, waarna
het gewelf af brokkelt en er een koepel ontstaat, waarvan de top dicht
tegen de grondoppervlakte ligt. Dit is het geval bij de Grand Döme
de Padirac, die zich slechts een paar meter onder de oppervlakte van
de Causse de Gramat bevindt.
Wanneer het koepelgewelf steeds dunner wordt, stort het uiteindelijk
in en ontstaat er een enorme put, die gouffre word genoemd.
ONTSTAAN VAN GROTTEN
Wanneer het water langzaam (in de geologische zin van het woord, we
spreken hier dus over duizenden jaren) in de grond doorsijpelt, slaat
de kalksteen neer die het water had opgenomen en worden er grillige
formaties gevormd. In sommige grotten zorgt het neerdruppelende water
voor witachtige kalkafzettingen (kalkcarbonaat) in de vorm van pegels,
piramiden, en draperieën. De bekendste druipsteenformaties zijn
stalactieten, stalagmieten en zogenaamde excentrieken.
Stalactieten ontstaan aan het gewelf van de grot. Elke druppel water
die langs het grotgewelf naar beneden sijpelt, laat een beetje kalk
op het plafond achter. Daardoor vormt zich langzaam een druipsteenafzetting,
die steeds langer wordt naarmate nieuwe waterdruppels naar beneden
sijpelen. Stalagmieten zijn soortgelijke formaties, maar deze worden
gevormd op de bodem van de grot door het calciet in het water dat
telkens op dezelfde plaats neerdruppelt. De neerslag neemt de vorm
van een kaars aan, die steeds langer wordt, totdat deze tegen een
stalactiet aangroeit en daarmee vergroeit tot een lange zuil die van
de grond tot aan het plafond reikt. Deze druipsteenformaties komen
zeer langzaam tot stand: in een gematigd klimaat als het onze komt
er ongeveer 1 cm per eeuw bij.
De ragfijne, naaldvormige excentrieken op hun beurt zijn zelden langer
dan 20 cm. Ze groeien in alle richtingen en nemen de vorm aan van
dunne spaken of doorzichtige waaiers. Ze ontstaan door kristallisatie
en laten zich niet aan banden leggen door de wetten van de zwaartekracht.
Veel zeldzamer maar even wonderlijk zijn discussen (zoals die in Le
Pech-Merle), waarvan de spectaculaire vorm net als bij excentrieken
ontstaat door kristallisatie.
Fusarium spp.
Het is de grote schrik van prehistorici: deze giftige schimmel is
vooral schadelijk voor vindplaatsen. In 1963 besliste de Franse staat
om Lascaux te sluiten. Onder invloed van de kooldioxide (C02) en het
vocht van menselijke uitademing had de Fusarium solani de fresco's
bedekt en begon samen met de bacterie Pseudomonas fluorescens de rotsen
aan te tasten. Dat is nog steeds zo. De andere grotten zijn (nog)
niet aangetast, maar waarschijnlijk moeten de meeste voor publiek
worden gesloten, omdat het vocht tekeningen, sculpturen en afzettingen
bedreigt...
AAN DE OPPERVLAKTE
De ondergrondse rivieren voeden zich met water dat via een igue van
de causse verdwijnt, ofwel met doorsijpelend water dat de ondoorlatende
lagen (mergel of klei) bereikt. De rivieren banen zich een weg door
stuwing of volgen de wetten van de zwaartekracht, daarbij de glooiingen
van de lagen volgend, tot ze weer aan de oppervlakte komen op de flank
van een helling.
GESCHIEDENIS
KUNST